Een niet onbelangrijk deel van mijn vrije tijd besteed ik als vrijwilliger aan het geweldig leuke geologisch, paleontologisch en archeologische museum Hofland bij ons in het dorp. Er zijn daar fantastische dingen te zien, en niet te vergeten, ze zijn tastbaar. Bijvoorbeeld, er hangt een versteende boomstam aan de muur. Meer dan 15 miljoen jaar oud. De jaarringen en de schors zijn haarscherp zichtbaar. Of neem de Endoceras, een voorloper van de inktvis, die 400 miljoen jaar geleden leefde. 400 miljoen jaar! Denk je dat eens in. Dat is voor een mens bijna niet te bevatten. Ik heb het even uitgerekend, dat is 200.000 keer zo lang als onze jaartelling vanaf het jaar 0. De tijd van Romeinen en Christus.
Ook vind je er kruiken en bijlen die gevonden zijn in de grafheuvels vlak achter ons museum. Veel minder oud dan de Endoceras, maar toch: die grafheuvels stammen van zo’n 2000 jaar voor Christus. Moet je nagaan, 4000 jaar geleden woonden er al mensen, families, vaders, moeders en kinderen op een steenworp afstand, vlak achter ons museum.
Ik ben geen archeoloog of geoloog, en ik heb me wel eens afgevraagd waarom ons museum zoveel voor me betekent. En eigenlijk kom ik er steeds meer achter dat het draait om ‘betekenis’ en ‘verwondering’.
Ik begrijp ook wel dat het wat sentimenteel klinkt, maar de gedachte dat er 400 miljoen jaar geleden een beestje was dat ergens is gaan liggen, dat ie stierf, dat ie bedekt is met van alles en nog wat, dat zijn soortgenoten allemaal allang zijn uitgestorven, dat je dat versteende beest in ons museum gewoon kan vasthouden, dat zo’n beest een verre voorvader is van andere dieren, en dat zo’n beest ook een plekje heeft in onze evolutie: dat idee ontroerd me.
Endoceras
Diorama, Endoceras linksboven
Je leert in ons museum om in wat langere tijdschalen te denken. Een ander perspectief dus. Voor een paar honderd miljoen jaar draaien we zoals jullie zien, onze hand niet om.
Of neem zuurstof: Dat was er tot 2 miljard jaar geleden helemaal niet op aarde. Totdat de blauwalg -ja die bacterie die op warme zomerdagen voor zoveel ellende in onze sloten zorgt- zuurstof als reststof (poep of plas dus) ging uitscheiden. Een grote crisis was dat die we, hoe paradoxaal dat ook klinkt, de grote zuurstofcrisis noemen. Alle bacteriën stierven want niks was bestand tegen zuurstof. Alle bacteriën? Nee, gelukkig niet, enkele soorten hielden moedig stand en konden uit die zuurstof energie halen. Gelukkig maar, anders waren wij mensen er helemaal niet geweest.
Het museum heeft me niet alleen geleerd in lange tijdschalen te denken, maar heeft me ook een fundamenteel inzicht gegeven hoe ecosystemen, geologie en evolutie op elkaar inwerken. Dat elke ramp van tig miljoen jaar geleden, consequenties heeft voor ons leven nu. En, het maakt dus ook duidelijk, en belangrijker nog: invoelbaar, hoe alles wat wij nu doen gevolgen zal hebben voor onze kinderen, kleinkinderen en vele generaties daarna.
Op een onbewaakt ogenblik, op een middag toen ik gids was, moest ik -Joost mag weten waarom- plotseling denken aan ons slavernij verleden. Ben ik daar verantwoordelijk voor? Zou ik daar excuses voor moeten aanbieden? Nou nee, verantwoordelijk ben ik niet, ik heb zelfs nog nooit een slaaf in bezit gehad. Moet ik excuses aanbieden? Nou, misschien wel, want ik profiteer nu wel van de rijkdommen die in de achttiende en negentiende eeuw met slavernij zijn verdiend. En onze overheid is die verantwoordelijk? Ja, natuurlijk. Niet Rutte of Schoof persoonlijk, maar wel de overheid als instituut. En die zijn er ook verantwoordelijk voor dat slavernij nooit meer de kop op mag steken.
Op dezelfde manier zijn we misschien niet verantwoordelijk voor vervuiling en natuurrampen uit het verleden. We kunnen er immers niets aan doen dat de mammoet is uitgestorven, of dat luchtverontreiniging en de CO2-uitstoot al rond 1900 ongekend begon toe te nemen. Maar we hebben natuurlijk wel alle verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat we onze nazaten niet opzadelen met een volgende mass extinction, of zuurstof- en CO2-crisis. Of zullen er over honderdvijftig jaar net zulke heftige discussies over het aanbieden van milieu-excuses door overheden en multinationalsgevoerd worden als nu over de slavernijexcuses?
En opeens was ik eruit: het museum confronteert me niet alleen met belangrijke vragen, maar het maakt me vooral duidelijk dat we in lange termijnen moeten denken. Niet alleen de dag van morgen, of de volgende kabinetsperiode, maar om te beginnen in termijnen van vijftig, honderd, of zelfs tweehonderd jaar.
In het magistrale boek, ‘Omkijken naar de Toekomst’ houdt de Britse filosoof William Macaskill een hartstochtelijk pleidooi voor lange termijn denken. Het zou volstrekt logisch moeten zijn dat wij ons verantwoordelijk voelen voor hoe onze aarde er over tweehonderd jaar uitziet. En, we zouden daar ook ons handelen op moeten afstemmen. Het klinkt als een grote verantwoording, en dat is het ook. Wij bepalen nu het lot van onze verre nakomelingen. Vanzelfsprekend natuurlijk. Om een voorbeeld te noemen: elk C02-deeltje dat wij nu uitstoten blijft duizenden jaren in onze atmosfeer hangen. Dat is heus nog niet weg als wij weer de kist instappen.
Zouden we dat lange termijn denken niet eens geweldig moeten pushen? Waarom bestaan er wel allerlei planbureaus, maar is er geen enkel instituut dat zich bezighoudt met de aarde over honderd of tweehonderd jaar? Kunnen we dat niet eens aan gaan pakken? Verdomd, ik had meteen een goede naam: het NILTS, het Nederlands Instituut voor Lange Termijn Strategie.
Lange termijn denken voor klimaat, milieu, natuur, maar wie weet, ook voor migratie, onderwijs, zorg, you name it. Zo’n instituut kan natuurlijk ook allerlei deelgebieden hebben waarvoor we, vanzelfsprekend wel in samenhang met elkaar, lange termijnstrategieën blijven ontwikkelen. En dan doen we er ook maar meteen een EILTS bij, precies zo’n instituut op Europese schaal. We moet de zaken natuurlijk vooral in Europees verband blijven bezien, natuur en milieu stoppen immers niet bij de landsgrenzen. En ook in het Engels bekt het lekker: Dutch Institute for Long Term Strategy en natuurlijk het European Institute for Long Term Strategy erachteraan. Dat is dus al binnen.
Is zoiets niet snel te verwezenlijken? We zouden er zoveel goeds mee kunnen doen. Nu twee fabrieken erbij? Dat betekent over 200 jaar een afname van zoveel procent aan schone lucht. Drie jaar wachten met een verbod op plastic verpakkingen, dat betekent over honderd jaar zoveel ton aan extra plastic soup.
Je merkt het al: NILTS en EILTS komen niet met zweverige verhalen of vage praatjes, maar met keiharde, onderbouwde cijfers die ons tot actie dwingen.
Ik zat nog wat over mijn nieuwe lange termijn instituten na te peinzen, toen ons museum ging sluiten. Tussen de laatste bezoekers, die in allerijl hun jassen aantrokken, pakte ik de Endoceras weer op, en legde hem terug in zijn kast. Ik kon het niet nalaten om hem even vriendelijk toe te spreken:
Dank je wel Endoceras. Ook al ben je al ruim 400 miljoen jaar dood. Dank je wel dat je me zelfs na zo’n lange termijn vandaag zo’n wijze les en zo’n mooi inzicht hebt gegeven.
Andere historische verhalen lezen? en welke les je eruit kan leren. Lees hier; Verandering teweeg brengen.