Op één van de spaarzame mooie dagen dit voorjaar, fietste ik door de polder. Schitterende vergezichten, de Eem glinsterde in het zonlicht en slingerde haast wellustig door het landschap. So far so good. Maar tegelijkertijd, juist toen ik een klein moment van absoluut geluk leek te ervaren, stak er ook een zekere woede bij mij de kop op: er was in dat schitterende weidegebied weer eens haast geen koe te zien. Die staan liever op stal, vlakbij de melkrobot zodat ze niet elke keer heen en weer moeten lopen. Zouden koeien, als equivalent van onze digitale verslaving leiden aan melkrobotverslaving? Moeten ze in Wageningen toch nog maar eens uitzoeken.
Maar met die lege weilanden moest ik meteen denken aan de verwijten die onze wereldkampioen -‘wat-ben- ik-toch-gewoon-gebleven’- Caroline van der Plas en co, te pas en te onpas uitroepen: “Dat stikstofbeleid is niets anders dan boeren wegpesten, om daarmee land vrij te krijgen voor woningbouw!”
In de meeste gevallen volgt daar dan nog achteraan “….. voor asielzoekers”, maar dat laten we hier even buiten beschouwing.
Tja, die weilanden zijn allang geen leefgebied meer voor koeien, het zijn enorme grasfabrieken en mest uitrijgebieden geworden. Ikzelf denk dat het argument voor het terugdringen van het aantal koeien bij politieke partijen die ook maar een tikkeltje groen voorstaan, en vooruit, bij de meeste burgers die natuur en klimaat hoog in het vaandel hebben, wel degelijk voortkomt uit de wil om stikstof- en milieuproblemen aan te pakken. Maar zélfs als dat niet zo is, als het wél zou draaien om woningbouw: prima toch? Minder koeien, en meer woningbouw op die eindeloze weilanden. Groene woestijnen, waar geen rupsje nog met goed fatsoen kan leven. Laat staan een veldleeuwerik of grutto.
Wat moeten we met al dat boerenland, dat vijftig procent van het Nederlands areaal uitmaakt? Toegegeven, het is misschien nog beter om weiland om te zetten in natuurgebied. Ook goed. En wat moeten we met al die groene, dorre grasvelden als we meer ruimte zoeken voor natuur, recreatie en ja, ook woningbouw. En ja, misschien ook wel woningen voor asielzoekers? Prima toch? Niets mis mee. Doen, zou ik zeggen. Is óók een prima manier om onze veestapel te laten krimpen.
Mevrouw ‘doe-maar-gewoon’ Caroline van der Plas van de farmers first partij, die het gewoon-zijn tot zo’n hoge graad van perfectie heeft weten te brengen dat het weer buitengewoon is geworden, is het daar niet mee eens. Zij vindt dat er voor een sector die meer dan de helft van de Nederlandse grond in beslag neemt, die bestaat uit nog geen vijftigduizend boerenbedrijven, die minder dan anderhalf procent van ons bruto binnenlands product ophoest en die grootverbruiker is van onze Europese subsidiegelden, een ‘perspectief’ geboden moet worden. Vreemd genoeg gooit in dit verband zelden iemand een knuppeltje in het hoenderhoek: perspectief, ja natuurlijk dat moet er zijn. Dat vindt iedereen.
Maar waarom zo bang? Waarom heeft niemand het over de olifant in de kamer?
Laat ik het dan maar eens zeggen: er is geen ‘perspectief’ voor boeren met megastallen. Nul, niks, aflopende zaak. Daar zijn verschillende redenen voor. Bijvoorbeeld kweekvlees. Want net zoals fossiele brandstof binnen enkele decennia overbodig zal worden, zo zal er praktisch geen koe, kip of varken meer aan ons stukje vlees te pas komen. Kweekvlees is nu al een feit, en over dertig jaar zal betaalbaar vlees uitsluitend nog uit de reageerbuis komen. Vooruitgang is nu eenmaal niet te stoppen.
Maar belangrijker is, dat de agrarische sector allang over de ‘grensnutwaarde’ heen is. ‘Grensnutwaarde’, vreemd dat je dat begrip in deze hele discussie weinig hoort. Simpel gezegd komt dat hierop neer: we hebben het punt allang geleden overschreden waarbij uitbreiding van de agrarische sector niets meer toevoegt, en zelfs meer kwaad dan goed doet. Het ‘grensnut’ is bereikt. Toen onze kolenmijnen geen toegevoegde waarde meer hadden, en we er meer last dan profijt van ondervonden, werd er ook niet lang getwijfeld om ermee te stoppen. In het verleden hadden mijnen nut, nu niet meer. In het verleden bracht de agrarische sector ons veel voordelen, nu schaadt het ons, en de natuur meer dan dat het oplevert.
Times are a changin’ wist Dylan al. Er is geen perspectief voor boeren, er is geen toekomst. Kunnen we dat niet eens hardop zeggen? Klompenmakers, trekschuittrekkers, kolenboeren, stoommachinebouwers, flessenlikkerproducenten en mijnwerkers werden ook bedankt voor bewezen diensten, toen ze werden ingehaald door de tijd. Er is geen ‘recht’ om klompenmaker of mijnwerker te zijn, net zo min als er een ‘recht’ bestaat om ‘boer’ te zijn.
En boeren willen niet alleen perspectief, maar ook zekerheid. Nou ja, denk je dan, dan had je ambtenaar moeten worden, maar zeker geen ondernemer. Onzekerheid is juist de enige zekerheid voor ondernemers, dus ook voor de boer, zou je zeggen.
Boeren, tuinders maar ook vissers vragen ons om begrip, en vooral ook om onze solidariteit. Steun ons in deze moeilijke tijden! Laat ons niet in de kou staan. Zonder ons geen dagelijks brood, geen boeren geen voedsel. Bekende leuzen die tot voor kort als kleine aforismen langs de snelwegen te bewonderen waren. Nu even een jij-bak: hoe solidair zijn boeren, vissers en tuinders zelf? Zijn boeren solidair met vakgenoten in Roemenië of Bulgarije? Zijn onze vissers solidair met hun West Afrikaanse collega’s die op hun gammele bootjes alle vis dankzij onze moderne high-tech kotters voor hun neus weggesleept zien worden? Zijn onze tuinders solidair met sperzieboonverbouwers of rozenkwekers in zuidelijk Afrika? Daar hebben we weinig van gemerkt. Liever belemmeren en beperken ze hun de toegang tot de markt. Het delen van de koek met vakbroeders in landen die zich nog ontwikkelen, is niet direct het sterkste punt van onze voedselproducenten.
En halen onze boeren hun trekkers uit de stallen om zich solidair te verklaren met onze kunstensector, waar subsidies op zo’n ongekend drastische manier worden teruggedraaid dat podia, musea, orkesten en wat al niet, met de ondergang worden bedreigd, en duizenden banen op de tocht staan? Ik heb nog niet gemerkt dat dit een kernpunt is voor de Boeren Eigenbelangen partij. Waarschijnlijk worden in ons nieuwe kabinet uitsluitend dié kunstprojecten ondersteund, die de belangen van de boeren ten goede komen. Net zoals alleen woningbouw, milieubeleid, migratie of n’ importe quoi zal worden gedoogd, zolang het maar in het boerenbelang is. Al het andere wordt vakkundig de nek omgedraaid.
Mensen die nog steeds plaats zien voor een voedselsector die op de oude voet doorgaat, zijn te kwader trouw, dom, of allebei. En ik vraag me wel eens af: de boeren die hart hebben voor natuur, en echte liefde hebben voor dieren, zijn die nu nog steeds werkzaam als boer? Die zijn toch allang gestopt of overgestapt op biologisch of natuur-inclusief boeren? Als je nu nog steeds op een bio-industriële manier boert, dan vind je het blijkbaar prima hoe de dieren behandeld worden, of hoe er omgegaan wordt met natuur. Boeren voor wie het met de industrialisering van het boerenbedrijf veel te ver ging, zijn waarschijnlijk met een flinke dosis gewetensbezwaren gestopt, geswitcht naar een vriendelijker manier van boeren, of hebben nu een ander beroep.
Lees ook: Dutch Sustainable Fashion Week 2024 opent 8 oktober in Amsterdam
Dat maakt discussiëren ook zo moeilijk: boeren die nu nog steeds op de oude voet doorgaan zijn de diehards, die nauwelijks nog voor rede vatbaar zijn. Dat hebben we gezien aan de trekkers die het provinciehuis binnen knalden.
En de oplossing voor dit alles is, zonder naïef te willen zijn, zó simpel en ligt zó voor de hand, dat het bijna een cliché is om het hardop te zeggen.
Ik zag laatst de ecoloog Wim van de Putten van het Nederlands instituut voor ecologie op de televisie. Nee, hij zag voor ons mestprobleem werkelijk geen andere oplossing dan minder koeien. Iets anders bestaat niet. Biologisch boeren en schaalverkleining is het enige wat ons rest. Hij zei het met enige vertwijfeling in zijn stem, verbaasd over alle drogredenen, schijnoplossingen, en het sprookjesland waarin boeren en onze Bio-industrie Boeren Belangen partij denken te leven.
Afijn, ik stond zo in mezelf nog een tijdje door te knorrepotten, toen het mooie weer omsloeg, en het begon te regenen en bliksemen in de polder. Gauw wegwezen hier!
Maar nog voor ik de door het noodweer nu wel erg troosteloos geworden polder uitfietste, dacht ik ineens: bliksem en onweer, donder in de polder. Een mooiere metafoor voor mijn toenemende aversie tegen de BBB, en de steeds verder uitdijende anachronismen in de agrarische sector is er niet!